UB4M home

Doel Oriëntatie Test

De Doel Oriëntatie Test is bedoeld om uw houding ten aanzien van uw werk inzichtelijk te maken. Doeloriëntatie wordt hier niet alleen beschouwd als een redelijk stabiel persoonlijkheidskenmerk dat wordt beïnvloed door de situatie van het moment, doch ook een bepaalde oriëntatie ten aanzien van de doelen die u wilt bereiken.

Het stellen van doelen is niet van vandaag of gisteren, maar het onderzoek naar de vraag waarom men een bepaald doel nastreeft (doeloriëntatie), maar is zo'n twintig jaar geleden pas echt op gang gekomen. In 1986 introduceerde Carol Dweck het begrip doeloriëntatie naar aanleiding van haar onderzoek naar motivatie bij schoolkinderen.

Doeloriëntatie wordt door onderzoekers beschouwd als een redelijk stabiel persoonlijkheidskenmerk, dat wordt beïnvloed door de situatie. Van de Walle

(1997) onderscheidt drie soorten doeloriëntaties:

  1. Iemand met een leeroriëntatie heeft de behoefte zich te ontwikkelen door het verkrijgen van nieuwe vaardigheden en de beheersing van nieuwe situaties. Ook wel taakoriëntatie genoemd.

  2. Iemand met een competitieoriëntatie heeft de behoefte zich te bewijzen ten opzichte van anderen en hoopt daar ook positieve feedback over te krijgen.

  3. Iemand met een vermijdoriëntatie heeft de behoefte incompetentie en negatief commentaar over de competentie te vermijden.

DOT.png

Toelichting

Doeloriëntaties staan overigens niet op zichzelf. Het belang van onderzoek naar doeloriëntaties is vooral gelegen in het feit dat een bepaalde oriëntatie ten aanzien van de doelen die men wil bereiken, zijn weerslag heeft op attributiepatronen (waaraan schrijf men het resultaat toe), beheersingsoriëntaties (interne of externe locus of control), motivatie, volharding en prestaties (Van Yperen & Diderich, 1998).

Het nastreven van een vermijdoriëntatie brengt negatieve affectieve, cognitieve en gedragsmatige processen op gang (Elliot, 1999). Deze processen zullen de effecten van plezierige werksituaties ondermijnen en de effecten van onplezierige werksituaties versterken. Oostrom (2005) vond in werksituaties een aantal directe verbanden:

  • Mensen met een hoge leeroriëntatie ervaren minder gevoelens van burnout, meer gevoelens van bevlogenheid, arbeidssatisfactie en positieve emoties. Bovendien leren ze meer op het werk dan mensen met een lage leeroriëntatie.

  • Mensen met een competitieoriëntatie zijn meer tevreden met hun werk en ervaren meer positieve emoties tijdens het werk.

  • Mensen met een vermijdoriëntatie ervaren minder snel gevoelens van bevlogenheid op het werk. Ook bij werkgerelateerde psychische problematiek blijkt de kans op therapeutisch succes kleiner bij een sterkere gerichtheid van de cliënt op vermijddoelen.

Een andere belangrijke bevinding, in het verlengde hiervan, is dat mensen meer blijken te leren van plezierige, prettige ervaringen zoals het behalen van doelen en het krijgen van erkenning, dan van negatieve ervaringen zoals taakproblemen. Personen met een competitieoriëntatie schrijven succes vooral toe aan aangeboren talent en geluk, terwijl personen met een leeroriëntatie succes eerder toeschrijven aan intern beheersbare factoren als inspanning en hard werken.

Mensen met een leeroriëntatie blijken met positieve affectiviteit, trots en intrinsieke motivatie op uitdagingen te reageren (Dweck & Legget, 1988); zij zullen bij tegenslag ook eerder extra inspanningen leveren. Tevens blijkt dat mensen met een leeroriëntatie beter presteren en zich beter ontwikkelen dan mensen met een competitieoriëntatie. Laatstgenoemden ervaren tegenslag (bijvoorbeeld negatieve gebeurtenissen of een hoge werkdruk) eerder als een tekortschieting van hun aanleg, hetgeen hun gevoel van welzijn niet ten goede komt (Duda, 2001).

Nu is het niet zo dat een leeroriëntatie goed is en een competitieoriëntatie slecht. Beide oriëntaties zijn onafhankelijk van elkaar, de een sluit de ander niet uit. Een sterke competitieoriëntatie lijkt alleen ongunstig als deze samen gaat met een zwakke leeroriëntatie. Een sterke competitieoriëntatie samen met een sterke leeroriëntatie zou nog wel eens beter kunnen uitpakken dan alleen een sterke leeroriëntatie.

Door competitie, vooral bij verlies, worden zwakke punten blootgelegd. Aan die zwakke punten kan vervolgens gewerkt worden om beter te worden (Duda, 2001). Maar er zit nog een addertje onder het gras: het begrip competitieoriëntatie negeert het onderscheid tussen streven (naar positieve uitkomsten)en vermijden (van negatieve uitkomsten). Volgens Van Yperen is het nauwkeuriger van de volgende vierdeling gebruik te maken:

  1. Egogerichte strevers (hebben een egocentrische doeloriëntatie)
  2. Egogerichte angsthazen (willen een deuk in hun ego voorkomen)
  3. Taakgerichte strevers (zijn gericht op leren en persoonlijke groei)
  4. Taakgerichte angsthazen (willen terugval op de taak vermijden)

Recent onderzoek dat gebruikt maakt van deze vierdeling suggereert dat de eerder genoemde nadelige gevolgen van een competitieoriëntatie vooral zijn toe te schrijven aan de egogerichte angsthazen. Overigens blijken taakgerichte angsthazen weinig voor te komen.

Tekst UB4M: Drs. Maurits de Ruiter