UB4M home

Voorspellende PRP

Voorspellende waarde van de PRP-scan bij Arbeidsintegratie volgens de Focusmethode

Inleiding

Het is niet eenvoudig om na een lange periode zonder werk of scholing een baan te krijgen en te houden. Reïntegratie bedrijven bieden enige ondersteuning, meestal in de vorm van extra scholing, hulp bij het (weer) opdoen van werkervaring en bemiddeling bij het vinden van betaald werk. De resultaten van de gangbare ondersteuning zijn echter mager. De gemeente Almelo besloot daarom om, met hulp van deskundigen op het gebied van persoonlijke ontwikkeling, een methode te ontwikkelen die gericht is op motiveren en persoonlijke ontwikkeling (‘empowerment’). Het project kreeg de naam Focus.

De theoretische overwegingen die in Focus zijn verwerkt komen kort gezegd op het volgende neer. Mensen die al jaren geen contact meer hebben met de arbeidsmarkt, zien het vinden en houden van een baan veelal niet als een verbetering van de kwaliteit van hun leven. Het kan pas als een verbetering worden gezien als ze (opnieuw) geleerd hebben dat ze werkelijk invloed kunnen hebben op de kwaliteit van hun leven.

Bij reïntegratie zullen mensen dus allereerst moeten worden aangemoedigd om de eigen drijfveren en behoeften te gaan herwaarderen (‘verlangen’), om eigen capaciteiten te gaan ontdekken en ontwikkelen (‘vermogen’), en om inzicht te krijgen in de biologische, psychologische en sociale factoren waar rekening mee moet worden gehouden (‘verbondenheid’). In 2006 werd de Focusmethode met succes toegepast: 36 (60%) van de 60 deelnemers vond een al dan niet gesubsidieerde baan na de training van 13 weken (een relatief zeer korte periode). Het project kreeg een grootschalig vervolg, waarbij integratie plaatsvond met andere diensten van de gemeente Almelo.

Ten behoeve van dit project ontwikkelde UB4M de Persoonlijk Reïntegratie Profiel (PRP) scan: een interactieve zelfbeoordelinglijst met vragen over biologische, psychologische en sociale aspecten van iemands gezondheid (in de meest ruime, biopsychosociale, zin van het woord) en over (beperkingen van) het huidige verlangen naar en vermogen tot arbeid.

Inhoud en gebruik van de PRP-scan

De vragen van de scan hebben betrekking op de volgende dimensies:

  1. biologische aspecten: schalen die inzicht geven in de (a) algemene fysieke gezondheidsproblemen, (b) psychofysiologische gezondheidsproblemen: fysieke problemen die gewoonlijk in verband worden gebracht met stress en/of emotionele problemen, en (c) het onderhoud van de fysieke condities (levensstijl).

  2. psychologische aspecten: schalen die betrekking hebben op (a) depressiviteit, (b) negatieve gestemdheid (nerveus, snel van slag, angstig),

    (c) extraversie.

  3. sociaal-maatschappelijke aspecten: waarbij ingegaan wordt op (a) sociaal functioneren (vragen over het sociaal netwerk en activiteiten) en (b) sociaal-maatschappelijke zorgen (levensgebeurtenissen, financiële problemen, enz.).

  4. verlangen naar en vermogen tot arbeid: vragen die inzicht geven in (a) de houding ten opzichte van werken, (b) de mate van actief zoeken naar werk, (c) belemmeringen om aan het werk te gaan en (d) capaciteiten en beperkingen voor teamwerk.

Alle mensen die werden benaderd voor deelname aan het project vulden de PRP-scan in. De resultaten werden allereerst gebruikt bij de voorselectie door medewerkers van het Team Uitstroom van de gemeente Almelo. Bij deze voorselectie werd ook gebruik gemaakt van andere gegevens, zoals gegevens afkomstig uit gesprek(ken) met betrokkene en uit het dossier.

Vervolgens besprak de persoonlijke coach aan het begin van de training de resultaten van de PRP-scan met de deelnemer, en werden de resultaten gebruikt bij de opstelling van het Persoonlijk Ontwikkelings Plan (POP). In het POP worden de persoonlijke leerdoelen en acties van de deelnemer vastgelegd. Door introductie van UB4M, waren de trainers instaat om de gesprekken over PRP en POP te ontwikkelen tot vruchtbare en intense kennismakingsgesprekken.

Voorspellende waarde

De PRP-scan werd afgenomen bij 137 personen. Bij de voorselectie concludeerden medewerkers van Team Uitstroom dat 77 (56%) mensen (nog) niet geschikt was om deel te nemen aan het programma en/of niet geschikt waren voor deelname aan een groep. De eerste vraag met betrekking tot de voorspellende waarde van de PRP-scan is of deze beslissing te voorspellen is met een of meerdere schalen.

Statistische analyses lieten zien dat scanvragen die betrekking hebben op psychofysiologische gezondheidsproblemen, op depressiviteit, op sociaal-maatschappelijke zorgen en op belemmeringen om aan het werk te gaan, een voorspellende waarde hebben voor de uitkomst van de voorselectie. Mensen met een negatief afwijkende score (aangeduid met ‘actie nodig’) op elk van de betreffende schalen bleken vrijwel allen te zijn afgewezen bij de voorselectie te komen. Dat was het sterkst bij de schalen depressiviteit, sociaal-maatschappelijke zorgen en werkbelemmeringen. Een goede voorspelling van de voorselectie was: iedereen die een afwijkende score heeft op éen of meer van deze drie schalen (d.w.z. een ongunstige score die hoger is dan de score waarboven hoogstens 15% van de mensen in een representatieve groep zit) komt niet in aanmerking.

Die beslissingsregel blijkt in 68% van de gevallen overeen te komen met het resultaat van de voorselectie: van de 77 mensen die werden afgewezen zouden er 41 (53%) al direct zijn afgevallen op basis van deze regel, terwijl van degenen die wel deelnamen slechts 7 (12%) zouden zijn afgevallen. Het lijkt er op dat mensen die ‘niet goed in hun vel zitten’ als regel werden afgewezen.

Daarnaast zullen specifieke factoren, die uitsluitend in verdere gesprekken kunnen worden gehaald en in dossiers kunnen worden gevonden, een rol hebben gespeeld, evenals toevallige omstandigheden waardoor iemand niet kon deelnemen. Het is vanzelfsprekend niet juist om de selectie uitsluitend op basis van de PRP-scan uit te voeren, hoewel het percentage juiste voorspellingen zeer significant is.

Het ligt niet voor de hand dat binnen de selecte groep van deelnemers het succes (in termen van het krijgen en houden van een baan) nog te voorspellen is op basis van kenmerken die in de PRP-scan worden verzameld. Toch werd ook hier een zeer significant resultaat verkregen. De vragen die voorspellende waarde bleken te hebben voor het succes van 60% van de deelnemers, bleken vooral te gaan over min of meer structurele beperkingen: algemene fysieke gezondheidsproblemen, en de persoonlijkheidskenmerken negatieve gestemdheid en prikkelbaarheid in sociale contacten (beperking in teamwerk).

Omdat prikkelbaarheid in sociale contacten ook tot uitdrukking komt in de schaal negatieve gestemdheid, bleek de volgende beslissingsregel met PRP-schalen in 70% van de gevallen een succesvol trainingsresultaat te voorspellen: deelnemers met relatief hoge scores (d.w.z. ongunstige scores die in een doorsnee groep bij ongeveer 30% voorkomen) op zowel algemene fysieke gezondheidsproblemen als op negatieve gestemdheid hebben een relatief geringe kans op succes (33% versus 72% bij de overigen).

De volgende vraag is natuurlijk of de combinatie van beide voorspellingen een redelijk goede voorspelling van succes in de gehele groep van 137 kandidaten zou opleveren. Van de 137 deelnemers passeren er 66 beide beslissingsregels: 27 (35%) van de 77 kandidaten die niet weren geselecteerd, 12 (50%) van de 24 deelnemers die (nog) geen baan hebben en 27 (75%) van de 36 deelnemers die wel een baan hebben verkregen. De gecombineerde voorspelling is dus in 65% van de gevallen juist, aangenomen dat de 27 niet geselecteerde kandidaten die op grond van beide beslissingsregels wel een goede kans op succes zouden hebben inderdaad niet succesvol zouden zijn. Opnieuw een zeer significant resultaat.

Tenslotte is onderzocht of de voorspelling van succes in de gehele groep van 137 kandidaten ook mogelijk zou zijn wanneer gebruik zou worden gemaakt van min of meer positieve kenmerken zoals die ook in de PRP-scan zijn opgenomen. Gevonden werd dat kandidaten die (in vergelijking met anderen) in relatief sterke mate zelf al op zoek waren naar werk en relatief weinig werkbelemmeringen aangaven, een 3,5 keer grotere kans op succes hadden dan de overigen. De voorspelling van het uiteindelijk succes wordt nog sterker (69% in plaats van 59% juist voorspeld) door toe te voegen dat de score op de schaal psychofysiologische gezondheidsproblemen in de normale range moet liggen (d.w.z. niet relatief hoog). Van de 137 kandidaten voldeden 61 mensen aan deze drie voorwaarden: 25 (32,5%) van de kandidaten die niet geselecteerd waren, 9 (37,5%) van de deelnemers die (nog) geen succes hebben en 27 (75%) van de deelnemers die succesvol waren na de training.

Deze voorspellingsregel blijkt dus in 69% juist te zijn, opnieuw onder de veronderstelling dat de 25 die niet geselecteerd werden ook niet succesvol zouden zijn geweest.

Die laatste veronderstelling is niet echt overtuigend omdat de beide voorspellingen van succes binnen de groep van 137 kandidaten in drie van de vier gevallen dezelfde uitkomst heeft. Van de 25 kandidaten die volgens de tweede beslissingsregel waren geselecteerd, voldeden er 16 ook aan de tweede regel. Als twee zo verschillende beslissingsregels tot een gelijke uitkomst leiden, dan is er enige reden tot twijfel aan juistheid van afwijzing. Als deze 16 evenveel kans zouden hebben op een succesvolle training, dan zouden de 61 geselecteerden volgens de tweede methode eveneens in 60% van de gevallen succes hebben behaald. Hetzelfde percentage als werd verkregen na een zwaardere selectieprocedure. Dit is weliswaar geen pleidooi om het selectieproces te beperken tot afname van de PRP-scan, maar wel een illustratie van de sterke voorspellende waarde van dit instrument!

Dr. A.W. Goedhart

Hoofd UB4M Research

© UB4M, september 2007