UB4M home

Onderzoek Thuisfrontzorg geeft aanzet tot een proactieve zorgstrategie na vredesmissies

De onderzoekresultaten willen een bredere kijk wil bieden op de gezondheid van militairen en hun partners na vredesmissies. Door inventarisatie van verbanden tussen aspecten van de gezondheid van de militair enerzijds en missie-ervaringen, persoonlijke omstandigheden en de biopsychosociale gezondheid van de partner anderzijds, worden aangrijpingspunten geboden voor een proactief zorgbeleid na vredesmissies.

Algemene samenvatting

Een proactief zorgbeleid na vredesmissies zal gebaseerd moeten zijn op (1) inzicht in de aard en de ernst van gezondheidsproblemen die verband kunnen houden met vredesmissies, en (2) kennis van de factoren die van invloed zijn op het ontstaan en/of voortduren van gezondheidsproblemen. Eerder onderzoek (zie hoofdstuk 2) liet zien dat (1) PTSS (en PTSS symptomen) sterk verbonden is (zijn) met somatische, psychische en relationele gezondheidsproblemen en dat (2) PTSS (symptomen) verband houdt (houden) met ingrijpende missie-ervaringen (‘combat stress’) en problemen binnen de eenheid (‘unit-cohesion’). Na de missie blijken sociale steun en een goede partner relatie bij te dragen aan het voorkomen of beperken van PTSS (symptomen) (zie hoofdstuk 3). Er blijken effectieve behandelingen te bestaan voor PTSS, maar verschillende onderzoeken laten zien dat slechts 29-40% van de militairen of veteranen bij wie ernstige problemen zijn vastgesteld, daadwerkelijk hulp zoekt. Bovendien blijkt dat velen hun behandeling voortijdig beëindigen (zie hoofdstuk 3). Dat betekent dat de directe sociale omgeving (partner, familie, collega’s en vrienden) misschien wel de belangrijkste bron van nazorg is.

Ondanks het vele onderzoek, ook onder Nederlandse militairen en veteranen, zijn er een aantal lacunes in de kennis die nodig is voor een proactief zorgbeleid na vredesmissies. Het onderhavige onderzoek is gericht op de volgende lacunes: (1) in hoeverre zijn PTSS symptomen indicatief voor de aanwezigheid van andersoortige (somatische (biologische), psychologische en sociale/relationele) problemen? Als PTSS symptomen inderdaad indicatief zijn voor verschillende gezondheidsproblemen, dan kunnen de gezondheidsproblemen die verband houden met vredesmissie primair begrepen worden als PTSS symptomen en kan de ernst van de problemen worden gemeten door het geheel van gezondheidsproblemen in kaart te brengen. (2) hangen combat-stress en unit-cohesion niet alleen samen met PTSS symptomen maar ook met andere gezondheidsproblemen na de missie? En geldt datzelfde voor een vaak genoemde (maar zelden onderzochte) beschermende factor voor het ontstaan van PTSS, namelijk een sterke missiemoraal (i.c. een positieve missie evaluatie)? Voor de inhoud van de zorg is het bovendien van belang om na te gaan of deze drie missiefactoren samengaan met specifieke problemen. (3) welke verbanden bestaan er tussen PTSS symptomen van de militair enerzijds en de kwaliteit van de partner-relatie en andere aspecten van de biopsychosociale gezondheid van de partner anderzijds? Deze kennis is noodzakelijk voor een gerichte, doelmatige, ondersteuning van de partner als onderdeel van een proactief zorgbeleid.

In een onderzoeksgroep van 69 militairen (voor het merendeel officieren en onderofficieren van middelbare leeftijd die aan meerdere missies hebben deelgenomen), die op uitnodiging van hun vakbond deelnamen aan het onderzoek, werd gevonden dat:

  1. PTSS symptomen sterk samenhangen met lichamelijke, psychische, sociale en relationele disfuncties en dus indicatief zijn voor uiteenlopende gezondheidsproblemen.

  2. PTSS symptomen en andere gezondheidsproblemen sterk samenhangen met (a) een of meer negatieve ervaringen binnen de eenheid (beperkte ‘unit-cohesion), (b) negatieve missie evaluatie (‘missie-moraal’), (c) eerdere levensgebeurtenissen en (d) de aanwezigheid van huiselijke problemen die uitzending bemoeilijken, maar niet of nauwelijks met ingrijpende gebeurtenissen tijdens de missie (‘combat-stress’). Deze bevinding suggereert dat een vredesmissie een ingrijpende levensgebeurtenis kan zijn (vergelijkbaar met een faillissement of verlies van vriendschap), maar slechts in uitzonderlijke gevallen een traumatische gebeurtenis. Begeleiding en ondersteuning lijken daarom belangrijke ingrediënten van nazorg te zijn.

  3. in de groep van 29 partners die deelnamen aan het onderzoek 20% hulp had gevraagd voor gezondheidsproblemen en het percentage met duidelijke gezondheidsproblemen (15-20%) twee keer zo hoog was als bij de deelnemende militairen.

  4. tevredenheid met de partner-relatie en vooral de combinatie van door de partner ervaren sociale steun en een actieve en zelfzekere (‘extraverte’) sociale omgangsstijl, samengaan met minder PTSS-symptomen en betere gezondheid van de militair. Op grond van deze bevindingen lijken lotgenoten groepen voor partners (mits primair gericht op verwerven van sociale steun en stimuleren van sociale contacten), alsmede het betrekken van de partner in zorgaanbod voor militairen, doelmatige ingrediënten van een proactief zorgbeleid te zijn.

Bedacht moet worden dat bovenstaande bevindingen en aanbevelingen gebaseerd zijn op de gegevens van een onderzoeksgroep die vooral bestond uit officieren en onderofficieren van middelbare leeftijd die aan meerdere missies hebben deelgenomen, alsmede een onderzoeksgroep van hun partners. Het is denkbaar dat bij jongere militairen en militairen in de rang van soldaat of korporaal andere verbanden tussen gezondheid, missie ervaringen en gezondheid van de partner worden gevonden. Het verdient daarom aanbeveling om dit onderzoek te herhalen bij breder samengestelde onderzoeksgroepen.

Tenslotte dient te worden opgemerkt dat (vanwege de relatief beperkte omvang van de onderzoeksgroepen) ervoor gezorgd is dat extreme scores (‘uitbijters’) werden geneutraliseerd door beperking van de schaalscores tot drie categorieën (laag, midden, hoog). Daardoor zijn alle correlaties op terughoudende (‘conservatieve’) wijze berekend. Het is daarom niet waarschijnlijk dat de gevonden verbanden niet zouden zijn gevonden bij een grotere onderzoeksgroep. Het is eerder waarschijnlijk dat de sterkte van sommige verbanden onderschat werd door de terughoudende benadering.

All copyrights 2009 | UB4M | Goedhart Instituut |

Het gehele rapport in PDF formaat